Twintig jaar keizerin, vijfentwintig jaar ballingschap. Tragiek beheerst het leven van Farah Pahlavi, vrouw van de laatste sjah van Iran en beter bekend onder haar meisjesnaam Farah Diba. Ze heeft haar verdriet overmand en haar gedachten en observaties op papier gezet. Haar relaas is meeslepend, menselijk en droevig tegelijk. ,,Ik zag het als mijn plicht om mijn verhaal te vertellen.''
Interview afgenomen in Washington, februari 2004
Op het laatste moment wordt de ontmoeting verplaatst. Een reden wordt niet gegeven, maar het heeft vast te maken met veiligheid. Een kwart eeuw nadat Farah Pahlavi met haar man, sjah Mohamed Reza, Iran moest verlaten, wordt haar leven nog steeds bedreigd. Op het hoofd van de inmiddels 65-jarige 'sjahbanoe' ('dame van de sjah') staat een prijs. Farah ontkomt dus niet aan strenge bewaking en talrijke voorzorgsmaatregelen.
Het bezoek wordt voor de deur van de riante villa in een buitenwijk van de Amerikaanse hoofdstad Washington gecontroleerd. Farah Pahlavi, zoals ze sinds haar huwelijk met de sjah in december 1959 het liefst wordt genoemd, verdeelt haar tijd tussen Amerika en Parijs. In die laatste stad ontmoette ze als schuchter 21-jarige architectuurstudente bij toeval de sjah; in de VS wonen haar kinderen en kleinkinderen. In Frankrijk wordt ze op straat nog dagelijks herkend. De Fransen beschouwen haar als 'een van hen', mede omdat haar levensavontuur in Parijs begon. In Amerika is Farah buiten de grote Iraanse gemeenschap vrijwel onbekend.
Voor Farah zijn het drukke dagen. Eind vorig jaar (2003) is haar in het Frans geschreven autobiografie uitgekomen: 'Memoires van een keizerin', zoals het boek in de Nederlandse vertaling heet. De eerste aantekeningen maakte Farah al in het vliegtuig dat het keizerlijke gevolg op 16 januari 1979 vanuit het opstandige Teheran naar hun eerste ballingsoord Caïro bracht. Het was het begin van een pijnlijke zwerftocht die ruim een jaar later na kortstondige verblijven in Marokko, de Bahamas, Mexico, de Verenigde Staten en Panama, weer in Egypte zou eindigen.
Daar overleed in de zomer van 1980 de sjah, die al een paar jaar aan kanker leed. Farah en haar vier kinderen moesten een nieuw leven opbouwen. Al die tijd zweeg Farah. ,,Het leven was al moeilijk genoeg'', verklaart ze nu haar stilte. De eerste aantekeningen verdwenen in een la. Nieuwe notities volgden echter en elf jaar geleden werd zelfs een afspraak gemaakt over het uitgeven van een boek. ,,De tijd was nog niet rijp. Niemand wilde ons verhaal horen. Er was nog niet voldoende afstand tot de gebeurtenissen van 1979 en 1980.''
Op haar 65ste verjaardag op 14 oktober 2003, aan de vooravond van de 25ste verjaardag van de Iraanse revolutie, was het boek er dan toch. ,,Ik moest mijn verhaal vastleggen, over mijn toch niet zo gewone leven vertellen, mijn versie van de geschiedenis geven,'' zegt ze. Haar kleinkind Noor (11), oudste dochter van troonpretendent Reza (43) en diens vrouw Yasmine, gaf een aanzet. 'Mama Yaya', zei ze op een avond, 'jij zegt dat wij Iraniërs zijn, jij zegt dat wij prinsessen zijn, maar wij kennen ons eigen land niet eens. Waar is het goed voor dat jij ons al die foto's laat zien, dat jij ons al die verhalen vertelt, als we niet eens naar ons land terug kunnen?'
Het plotselinge overlijden van jongste dochter Leila (31), die in juni 2001 dood werd aangetroffen in een hotel in Londen, was de katalysator. Farah greep het schrijven aan om haar verdriet te verwerken, om zelf grip te houden op het leven. 'Je komt de dood van een kind niet te boven. Ik huil sindsdien in stilte om mijn kleine Leila. Ik ben er niet in geslaagd mijn eigen kind te helpen,' schrijft ze.
Leila heeft de ballingschap en de plotselinge dood van haar vader nooit goed kunnen verwerken. Ze werd er psychisch ziek van, kwam nooit tot rust, kon niet slapen. Ze ging medicijnen en slaapmiddelen gebruiken en was tot wanhoop van haar familie niet aanspreekbaar. De slaapmiddelen deden haar de das om. 'Het was geen zelfmoord', schrijft Farah, die nog iedere dag aan haar dochter moet denken. ,,Ik dacht dat ik gek werd. Toen ben ik serieus begonnen met schrijven, om een reden te hebben om 's morgens op te slaan. Om het negatieve in iets positiefs om te zetten,'' onthult ze in het gesprek.
Helemaal zelf heeft ze het boek niet geschreven. Ze heeft haar verhaal vooral verteld. ,,Het moesten wel mijn woorden zijn en mijn gedachten. Ik heb dus veel gecorrigeerd, geschrapt en herschreven.'' De kinderen Reza, Farahnaz en Ali Reza waren de eersten die het manuscript te lezen kregen. ,,Ze waren enthousiast. Er was veel dat ze nog niet wisten, met name het gedeelte over mijn jeugd. Maar ze hebben ook correcties aangebracht.''
Kleindochter Noor heeft het boek ook gelezen. ,,Eén verhaal maakte diepe indruk op haar. Dat kon ze niet begrijpen'', zegt Farah met enige emotie. Toen Farah negen jaar oud was overleed haar vader. ,,In die tijd was het gebruikelijk om slecht nieuws voor kinderen verborgen te houden. Mij is nooit verteld dat mijn vader dood was. Mijn moeder vertelde dat hij voor behandeling naar Europa was gebracht en dat hij te ziek was om te schrijven. 'Waarom hebben ze tegen u gelogen? Waarom hebben ze u dat niet verteld?' luidden de vragen van de jonge Noor. Ik heb het haar proberen uit te leggen. Het waren andere tijden. Maar ik heb dit boek niet alleen voor mijn kinderen en kleinkinderen geschreven. Ook voor de Iraniërs, die niet veel van onze geschiedenis weten.''
'De dood van Leila wierp mij in een bodemloze, ontroostbare wanhoop', noteert Farah. Ze neemt zich voor meer tijd te besteden aan zichzelf en haar gezin. 'Na veertig jaar van mijn leven aan Iran te hebben gewijd heb ik het recht om me nu bezig te houden met mijn eigen vlees en bloed', schrijft ze. Daar was begin dit jaar met de geboorte van een derde kleinkind ook alle reden voor. Reza brak met de Iraanse traditie die wil dat kinderen niet naar nog levende grootouders worden vernoemd. Hij noemde zijn derde en jongste dochter Farah.
De voormalige keizerin vertelt enthousiast over de baby, maar geeft toe dat van haar voornemen om meer aandacht te besteden aan haar familie nog weinig terecht komt. ,,Ik heb al veertig interviews gegeven,'' bekent Farah, terwijl ze weer een sigaret opsteekt. Toen haar uitgever de lijst met landen overlegde waar vertalingen van haar boek worden uitgegeven, van Bulgarije tot Zuid-Amerika, sloeg haar de schrik om het hart. ,,Moet ik daar allemaal naar toe?'' ,,Ik wist niet waar ik aan begon'', bekent ze, nu ze midden in het publiciteitscircus zit. ,,Ik kom aan andere dingen niet toe.''
De soms revolutionaire ideeën van sjah Mohamed Reza, die vrouwen stemrecht gaf en de grootgrondbezitters hun land afnam, liepen stuk op onwil, onbegrip, corruptie, ongeduld en de harde hand van de sjah zelf en diens beruchte geheime politie. Eind jaren zeventig wist het verzet, van jongeren die het allemaal te langzaam ging en van conservatieven die het te snel ging, zich te bundelen. Na een jaar van geweld, stakingen, botsingen, protesten en wanorde, koos de sjah uiteindelijk eieren voor zijn geld.
,,Ik wil verder bloedvergieten voorkomen'', zei hij bij zijn vertrek. Officieel ging het gezin op vakantie, maar in werkelijkheid in ballingschap. Van de ene op de andere dag was de gevierde held van het Westen een paria, die nergens meer welkom was. ,,Dat heeft ons veel pijn gedaan,'' aldus Farah. De hoofdstukken over hun zwerftocht lezen als een thriller. Maar het is een triest relaas.
Over de jaren die volgden is ze opmerkelijk stil. ,,Dat klopt. Dat hebben meer mensen me gezegd. Die 25 jaar zijn ook zo snel gegaan. Er is veel gebeurd. Dat moet ik nog een keer opschrijven, maar het boek is al zo dik en de uitgever wilde dat ik opschoot. Menselijk gezien was het ook geen mooie periode in mijn leven.'' Het tij begint te keren. In de vergelijking met de Iraanse republiek brengt het bewind van de sjah het er tegenwoordig niet zo slecht van af. Er is weer belangstelling en meer waardering voor het keizerlijk regime.
,,De mensen hebben toen van de vrijheid geproefd. Iran was een gerespecteerd land. Iraniërs waren overal welkom. En nu? Ze worden overal als terroristen gezien. De laatste 25 jaar heeft vooral ellende gebracht. De mensen is het paradijs beloofd, maar ze hebben de hel gekregen. Geen vrijheid, maar de dictatuur van de geestelijken. Oorlog met Irak. Afghanistan, de Golfoorlog, ik noem het de zwarte jaren'', zegt de oud-keizerin met haar donkere basstem.
Ze krijgt dagelijks honderden e-mails uit haar vaderland. Vooral van jongeren. Die vragen haar om advies, om raad of gewoon om hulp bij een werkstuk. Soms vragen ze of Farah hen wil opbellen om een praatje te maken of om bij iemand een goed woordje te doen. ,,Ze zijn nieuwsgierig. Onze namen mogen niet worden genoemd, maar de jongeren willen weten hoe het is geweest, willen verandering en willen leren van het verleden.'' Farah put er moed uit. ,,Het Iraanse regime heeft zijn legitimiteit allang verloren'', meent ze. De parlementsverkiezingen van 20 februari hebben het einde van de theocraten weliswaar niet bespoedigd, maar Farah Pahlevi gelooft dat ze zelf dit einde nog zal meemaken. ,,Absoluut!''
© RB Hans Jacobs; Foto's: archief
* Farah Diba Pahlawi, memoires van een keizerin. House of Books, 17,50 euro.
Laatste reacties