‘De grootste Oostenrijker van de twintigste eeuw’ - ‘Schandalig dat deze telg uit een geslacht van onderdrukkers en uitbuiters zoveel eer krijgt, laat hem branden in de hel’: de uitvaart op zaterdag 16 juli 2011 van ‘troonopvolger zonder troon’ Otto von Habsburg-Lothringen riep in Oostenrijk veel sentimenten op. Nostalgie en afkeer, bewondering en verwondering wisselden elkaar af.
De uitvaart van Otto von Habsburg-Lothringen confronteerde Oostenrijk met zijn verleden. De zoon van de laatste keizer, beschimpt en verketterd, vereerd en gerespecteerd, is lang buiten de deur gehouden. En ook meer dan negentig jaar sinds hij met zijn familie in ballingschap werd gestuurd, waren (en zijn) de meningen verdeeld.
,,Er is mij vaak gevraagd waarom Oostenrijk mij zo vijandig bejegende. Ik weet het niet, ik ben geen psychiater, maar als ik psychiater was, zou ik zeggen: het is een complex”, aldus Otto in 2008 in een vraaggesprek met de krant Die Presse. De republiek Oostenrijk is er nooit in geslaagd echt in het reine te komen met het keizerlijk verleden.
In het huis van de geschiedenis wordt het liefst begonnen in 1918, alles voor die tijd, de bijna 650 jaar onder het bewind van de Habsburgers, wordt het liefst genegeerd. Vandaar in 2011 ook de kritiek op de pronkvolle uitvaart van de op 98-jarige leeftijd in ‘Villa Austria’ in Beieren overleden Otto – eigenlijk Otto van Oostenrijk, maar zo mocht hij zich wettelijk niet meer noemen.
De binnenstad van Wenen werd deels afgesloten toen de meer dan een kilometer lange rouwstoet zich van de Stephansdom naar de keizerlijke grafkelder – de Kaisergruft - begaf. Leden van de Tiroolse schutterij trokken de wagen met het stoffelijk overschot. De lijkkoets van de Habsburgers, in 1989 nog uit het museum gehaald voor de uitvaart van Otto’s moeder keizerin Zita, werd niet ingezet. ,,Te omslachtig, want dan moet er worden geoefend, aldus Karl von Habsburg, oudste zoon en ‘troonopvolger’ van Otto.
Het leger zorgde voor een erewacht, de politie en veiligheidsdienst regelden verkeer en de bescherming van de hoge buitenlandse gasten. ,,Ongelooflijk dat daar belastinggeld voor wordt gebruikt”, aldus parlementslid Ewald Stadler. Toenmalig minister Johanna Mikl-Leitner van Binnenlandse Zaken vond dat het allemaal wel meeviel en dat Dr. Otto Habsburg – in Oostenrijk mag het adellijke ‘von’ niet worden gebruikt – wel enige aandacht verdiende. In een enquête van het blad Österreich vond zestig procent van de ondervraagden dat een staatsbegrafenis gerechtvaardigd was.
De ‘Republikanische Club’ toonde zich 'verwonderd’ dat bondspresident, bondskanselier en leden van de regering in functie en niet als privépersonen aanwezig waren bij de uitvaart. ,,Daardoor kan de indruk ontstaan dat het om een staatsbegrafenis gaat.” En dat heeft Otto Habsburg niet verdiend, meende de vereniging: ,,Hij heeft in Oostenrijk geen openbare functies vervuld.”
Andere steen des aanstoots: bij het requiem in de Stephansdom werd de Kaiserhymne gespeeld, het volkslied van het keizerrijk. ‘Innig blijft met Habsburg troon, Oostenrijks geschiedenis vereend’ luidt de laatste strofe. [Otto's moeder keizerin Zita mocht pas in 1982 voor het eerst weer Oostenrijk binnen, zonder ooit afstand te hebben gedaan van haar rechten en waardigheid. Op 1 april 1989 is ze in Wenen begraven - op de dag af 67 jaar na het overlijden van de in 2004 zalig verklaarde keizer Karl.]
Kritiek is er ook van historicus en Habsburg-kenner Karl Vocelka van de Universiteit Wenen. ,,Zo’n begrafenis was in 1989 nog te verdedigen omdat het ging om de laatste keizerin, maar nu niet meer.” De Habsburgers zouden veel kritischer tegemoet getreden moeten worden, vond hij. ,,Ik merk een zekere nostalgie, maar alle ellende van de monarchie wordt onder het tapijt geveegd.”
Volgens Gerhard Jagschitz, oud-professor in de hedendaagse geschiedenis, was de overleden keizerszoon vooral het ‘symbool van vergane glorie’. Maar naast de kritiek was s er ook waardering voor Otto, die in maart 1919 met zijn familie in ballingschap werd gestuurd. Drie jaar later overleed zijn vader keizer Karl op het eiland Madeira (de inmiddels door de paus zalig verklaarde Karl ligt daar nog steeds begraven, pas als ook hij in Wenen wordt bijgezet kan het Habsburg-hoofdstuk worden gesloten) en werd Otto ‘Zijne Majesteit’.
,,Ik moest de plichten van mijn vader vervullen. Plichten, niet rechten, in het bijzonder tegenover de volken waarvoor een keizer of monarch altijd meer verantwoordelijk is dan welke andere hoge functionaris dan ook”, aldus Otto. De keizerszoon zette zich in voor het behoud van de zelfstandigheid van Oostenrijk toen Adolf Hitler, zelf Oostenrijker, zijn oude vaderland wilde annexeren bij Duitsland.
,,Hitler heeft twee keer geprobeerd mij te spreken. Ik ben nimmer een interessant gesprek uit de weg gegaan, maar toen wel. Hij wilde mij voor zijn karretje spannen. Dat heb ik doorzien”, aldus Otto, die kort voor de machtsovername van Hitler enkele maanden in Berlijn woonde en studeerde. ,,Hitler had ook angst voor Habsburg. De Habsburgers zouden zijn plannen tot annexatie van Oostenrijk kunnen doorkruisen.”
Niet voor niets heetten de invasieplannen van Hitler ‘operatie Otto’. De ‘Anschluss’ kwam er overigens toch, in maart 1938. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Otto vanuit de Verenigde Staten alles in het werk – in talrijke gesprekken met onder meer de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt en de Britse premier Winston Churchill - om Oostenrijk zijn zelfstandigheid terug te geven. Dat lukte uiteindelijk, al zeggen historici dat Otto’s rol niet moet worden overdreven.
Oostenrijk echter was hem niet dankbaar. Integendeel. De anti-Habsburg wet uit 1919, die Otto onder meer het verblijf in Oostenrijk verbood en die alle goederen verbeurd verklaarde, werd onverminderd van kracht verklaard. ,,Het was niet uit angst voor een restauratie van de monarchie,” aldus de sociaalfilosoof Norbert Leser, ,,maar angst om overschaduwd en naar de achtergrond gedrukt te worden door de Habsburgers.”
Het kwam in Wenen binnen de regeringscoalitie van socialistische SPÖ en conservatieve volkspartij ÖVP tot een bittere stijd over de ‘Clausa Habsburg’ en de toelating van Otto tot Oostenrijk. Hij had weliswaar een Oostenrijks paspoort gekregen, maar daarin stond een even opmerkelijke als veelzeggende aantekening: ‘geldig voor alle landen van de wereld, maar niet voor Oostenrijk’. Hij moest eerst afstand doen van zijn troonsaanspraken én van zijn lidmaatschap van de Habsburg-familie.
,,Waanzin natuurlijk”, aldus Otto later, maar in 1961 tekende hij wel. Hij werkte toen al voor een ‘verenigd Europa’ (in 1979 kwam hij voor de Beierse CSU in het europarlement) en wilde ook in Oostenrijk kunnen werken. Vervolgens duurde het nog vijf jaar alvorens de regering hem toestemming gaf, daarbij een rechterlijke uitspraak dat Otto’s verklaring geldig was, negerend.
Wenen verwachtte namelijk rampspoed en een eis tot schadeloosstelling en teruggave van het geconfisqueerde pribébezit. ‘De staat gaat failliet, werklozen en oorlogsslachtoffers krijgen geen geld meer’ werd geschreven. Natuurlijk wilden de Habsburgers hun bezittingen terug, maar voor Otto was het schrappen van dat ene zinnetje in zijn paspoort belangrijker.
Ook al bracht dat hem in conflict met zijn immer uitdijende familie, waarvan enkele leden wel rechtszaken begonnen tegen de staat. Zonder succes overigens, ook dat hoofdstuk is nog niet afgesloten. De verhoudingen met Oostenrijk normaliseerden langzaam. In 2007 werd Otto door toenmalig president Fischer ontvangen in het oude keizerlijk paleis de Hofburg.
© RB Hans Jacobs
Laatste reacties