De Luxemburgse minister-president Jean-Claude Juncker heeft tijdens het staatsbezoek namens de regering een lunch (‘déjeuner’) aangeboden aan koningin Beatrix op het kasteel van Bourglinster. De tekst van zijn toespraak was anders dan die van de koningin toen niet beschikbaar. Nu wel, en de woorden van Juncker verdienen het om hier te worden samengevat. De premier, al sinds 1995 aan het hoofd van de regering, begint zijn rede in het Nederlands.
Majesteit, niet alleen mijn regering, maar ook ikzelf voel mij bijzonder vereerd, dat u voor de tweede keer tijdens uw Regeerperiode het Groothertogdom Luxemburg bezoekt. We weten dat dit uitzonderlijk is. We waarderen uw bezoek daarom niet alleen als een bijzondere eer, maar zien het ook als waardering voor het Luxemburgse volk en de innige band met Nederland. Daarom nogmaals van harte onze grote dank.
De banden die Nederland en het Groothertogdom Luxemburg met elkaar verbinden zijn talrijk (…) In de negentiende eeuw waren dat (er) de opeenvolgende koningen-groothertogen, die, ieder op hun eigen manier, hun stempel gedrukt hebben op het lot en de toekomst van ons land.
Willem I, die over Luxemburg regeerde en ons in feite als de achttiende provincie van Nederland beschouwde.
Willem II, die voor Luxemburg regeerde en ter wiens eer de Luxemburgers tegenover het Paleis een ruiterstandbeeld oprichtten, omdat hij ons een liberale grondwet gaf en voortdurend de onafhankelijkheid van ons land verdedigd heeft. (...)
Toen kwam prins Hendrik, die met de Luxemburgers regeerde. Hij was prins-luitenant en vertegenwoordiger van Willem III, die tijdens de crisisjaren 1867-1870 het grote risico op zich nam om onze onafhankelijkheid op te leggen aan de rest van het verdeelde Europa.
Daarna volgden de tragische gebeurtenissen van de twintigste eeuw en met name de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog (…) Aan het einde van de oorlog kwam de periode waarin wij het voortouw hebben genomen door onze belangen, of zelfs soevereiniteit, te bundelen in het kader van de Benelux, als voorloper voor de Europese Gemeenschappen, die later uitmondden in de Europese Unie. (...)
(…) Ik mag niet voorbijgaan aan het feit dat het dit jaar, 2012, precies twintig jaar geleden is dat het verdrag over de Europese Unie werd ondertekend dat de naam van de hoofdstad van Limburg, Maastricht, draagt. Ik heb het Verdrag op 7 februari 1992 ondertekend. En als ik in de zalen van de Europese Raad, van de ministers van financiën of in de zalen van de ministers van buitenlandse zaken op zoek ga naar iemand die daar destijds bij aanwezig was, dan vind ik niemand. Ik ben de enige ondertekenaar van het Verdrag van Maastricht. De euro en ik, wij zijn dus de enige overlevenden van het Verdrag van Maastricht. (…)
Maar, Majesteit, afgezien van deze gemeenschappelijke en gedeelde historische achtergrond, (…) is (er) nog een ander historisch aspect dat ons verbindt. Een geschiedenis die tastbaarder is, directer, met een menselijk gezicht, en dat bent u, Majesteit, die aan deze dimensie, die in feite een relatie is, uw gezicht heeft geschonken.
De Luxemburgers denken aan u en zullen aan u blijven denken als aan iemand die onze vreugde en ons leed heeft gedeeld. U was er in het jaar 2000, toen onze Groothertog zijn vader, Groothertog Jean, opvolgde. U deelde in ons leed, toen de moeder van de Groothertog ons voor altijd verliet. Deze twee keer dat u aanwezig was, zie ik als een teken van uw verbondenheid met de groothertogelijke familie, een reeds lang bestaande vriendschap en afgezien daarvan, een blijk van uw verbondenheid met ons land.(...)
Majesteit, wij voelen ons intens verbonden met Nederland en de Nederlanders. En we houden van u, de Nederlandse Koningin. (…) Tekst: Jean Claude Juncker